Renoir

Zijn vader, een kleermaker met een groot gezin, vestigde zich in 1845 in Parijs. Al op zijn dertiende werkte Renoir als leerling-schilder. Hij schilderde bloemen op keramiek. Toen dit proces werd geautomatiseerd moest hij overstappen op andere objecten.[bron?]

In 1862 sloot hij zich aan bij de Atelier Gleyre van Charles Gleyre en maakte kennis met Claude Monet, Alfred Sisley en Frederic Bazille, later ontmoette hij ook Camille Pissarro en Paul Cézanne. Hij exposeerde voor het eerst bij de Parijse salon in 1864; daarna weigerde de jury zijn werk, tot in 1867 zijn Lise werd geaccepteerd, een portret van zijn model en minnares Lise Trehot.

In 1867 woonden Renoir en Monet bij Bazille. In de jaren daarna deelde hij een studio in Parijs met Bazille. Jonge kunstenaars poseerden daar voor elkaar. De zomer van 1869 bracht hij door met Monet in Bougival aan de Seine. Gezamenlijk werkten zij daar de principes van het impressionisme verder uit. In de jaren zeventig van de 19e eeuw werkte Renoir in Argenteuil en Parijs en nam hij deel aan de exposities van 1874, 1876, 1877 en 1882.

In 1876, schilderde hij Bal du Moulin de la Galette. Dit impressionistisch werk toont een middag in de 'Moulin de la Galette', een dansgelegenheid op een heuvel in Montmartre, op dat moment het hoogste punt van Parijs. Er bestaan twee versies van; een versie hangt in het Musée d'Orsay, de locatie van het andere werk is onbekend. Dit laatste werd in 1990 voor ruim 78 miljoen dollar verkocht. Dit was toen het op één na duurste schilderij ooit verkocht.[bron?]

Renoir ondervond eerder erkenning dan zijn vrienden. In 1879 en 1880 stuurde hij verschillende portretten in voor de Salon.

In 1880 ontmoette hij Aline Charigot, een vrouw van eenvoudige komaf, met wie hij trouwde in 1890. Zij kregen drie zoons: Pierre (1885), Jean (1894), die later een bekend filmregisseur werd, en Claude (1901). Ook in 1880 brak Renoir zijn rechterarm, waardoor hij noodgedwongen enige tijd met links moest werken. In 1881 reisde hij naar Algerije, later ook naar Spanje en Italië.

In de jaren tachtig van de 19e eeuw liet hij de impressionistische stijl achter zich, en begon een zoektocht naar een vastere vorm en compositie. Hij werkte heel precies en nauwgezet, met een koeler en gladder kleurgebruik. Later keerde Renoir terug naar de warme kleuren en de vrijere penseelvoering. Hij schilderde veel naakten in warm zonlicht (Les Baigneuses).

In 1886 werden 32 van zijn werken door de kunsthandelaar Durand-Ruel tentoongesteld in New York, waarmee de grote Amerikaanse markt werd geopend voor het impressionisme.

In 1888 kreeg Pierre-Auguste Renoir een eerste aanval van reumatoïde artritis, een vorm van reuma. Een jaar daarna raakte zijn rechterarm verlamd. Ondanks de pijn werkte hij door, met een penseel aan zijn pols gebonden. In april 1915 raakt zijn tweede zoon Jean als soldaat in de Eerste Wereldoorlog vrij ernstig gewond aan een dijbeen en zou de rest van zijn leven daardoor moeilijk lopen. Zijn vrouw Aline overleed in juni van dat jaar. Zijn oudste zoon Pierre, die ook soldaat was, raakte ernstig gewond aan zijn rechterarm, die daardoor blijvend verlamd raakte. Kort voor zijn dood op 78-jarige leeftijd in 1919 bezocht Renoir het Louvre dat intussen schilderijen van hem in de collectie had opgenomen.

Renoir werd begraven in Essoyes, naast Aline. Zijn jongste twee zonen zijn na hun dood ook daar begraven. Zijn laatste woonhuis in Cagnes in (Zuid-Frankrijk), nabij Nice, is thans het Renoir Museum en is te bezichtigen. Het huis staat in een enorme tuin met olijfbomen.